Het zevende gebod

Titel
Het zevende gebod

Jaar
1899

Pagina's
143



14

De jonge pastoor. Meen je ? — toen kreeg ’k zoo’n lieel kleine overtuiging — maar ’n man van ondervinding ben 'k niet — dat je nog van hem.... Wat?

Gaaike. Nee — ’t is uit.

De jonge pastoor. Nóóit is ’n huwelijk uit. Nóóit.

Gaaike. Lieve jongen, in ’t begin van den zomer — toen ’k ’m in geen maanden gezien had — had ’k nog wel is van die buien — tobde ’k — voelde ’k af en toe — medelij — aarzelde 5k — maar in Wijk-aan-Zee, waar ’k met moeder was — twee volle maanden — werd ’k akelig sterk. Daar had je vaeantie-kolonies van arme kinderen en ’t gestoei van de rijke. Eiken dag zag je ze plassen, spelen met ’t zand, de gezonde, de gebrekkige, de zieke — allemaal knoeiend met schopjes en emmertjes om aan de zée — ’n beetje genezing te vragen voor wat ’n vader of ’n moeder of ’n grootvader misschien gedaan. Lientje had ook zoo in Domburg op ’n berg in ’t water gespeeld. —Jozef — waarom wordt ’n vrouw gestraft die ’n zuigeling verdrinkt — uit angst — terwijl ’r nooit iemand spreekt van voor-d’r-leven-ongelukkige kinderen, nooit van ’n vrouw die ze zóo opereeren — dat — Vader had zoo dólgraag 'n kleinkind, wordt wel ’ns hatelijk als-ie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.