134
Dobbe. Ze lacht! — Heb je geld? Geef antwoord! Hier pak an. Waard ben je ’t niet.
Lotte. (onbewust het biljet aannemend) Dank u. Dank u. (doet een paar passen, laat het vallen) Ja — dan mot ’k maar ... (Slaat haar doek om het hoofd).
Dobbe. En verder hoef je niet op mijn zakte specnleeren (smijt de deur open).
Lotte. Nee ... Nee . . . (barst in krankzinnig snikken uit, houdt zich aan den deurpost vast) O Peterlief — Peterlief — Peterlief! (Er wordt op de sterfkamer deur geklopt).
Dobbe. (verschrikt) Kom! Maak ’r ’n end an! Langzaam daalt zij de trap af. Hij kijkt haar na. De straatdeur bonst dicht. Aarzelend opent hij de sterfkamer).
ZEVENTIENDE TOONEEL.
Dobbe. Gaaike.
Gaaike. (verwonderd) Heb ü die deur gesloten ? Dobbe. Ja.
Gaaike. Waarom vadertje? (schrikt) Is de koffer — weg?
Dobbe. En zij ook! We zijn ’r goddank kwijt.