99
•sméeken moet deze verhouding af te breken. Je bent hier in ’n omgeving (wijst o. m. naar de kaarten) die pijn doet om aan te zien. We hebben zoo gehoopt dat je vanzelf...
Peter (hartstochtelijk). Vanzèlf! Vanzèlf! Vanzelf terugkeeren, niet waar? En haar? Zij telt niet mee, wel ? Wat ’r van haar, m’n goeie, trouwe, beste vriendin wordt, daar hebben jullie maling an, daar lachen jullie om! Je maakt je druk en bezorgd om mij, om mij alleen! Vraag je of zij an me gehécht is, of zij als ’k’r loslaat ergens krepeeren kan ? Jullie zijn ’n bénde en al jullie genegenheid is immoreel en zelfzuchtig!...
De jonge pastoor. De onze immoreel ? .. . De onze zelfzuchtig?... Jij denkt uitsluitend aan je zelf, aan je éigen lusten, aan je éigen tijdverdrijf! . . .
Peter (driftig). Pas op — gebruik dat woord niet meer!. ..
De jonge pastoor ... Jij denkt op de meest cynische manier over je ouders. Twee van je zusters zijn gestorven, een van je broers. Gaaike leeft gescheiden van haar man. —Op jóu was de hoop gevestigd van die twee óüwe menschen — de hoop op n kleinkind...