95
moest — en niet zoo neértrappen — Ik kan niet buiten ’m — o, geloof u me toch — ’k zou wel willen — maar ’k kan niet... ’k kan niet. ..
ZEVENDE TOONEEL.
De vorigen. Peter.
Peter (is onhoorbaar binnengekomen, heeft Lotte's woorden gehoord). Heb je’r genoeg vernederd— Jozef? Heb je daarvoor de reis gemaakt? Sta op, Lotte. M’n broer schijnt de woorden van Christus vergeten te hebben: Nee ego te condem-nabo. (De jonge pastoor schrikt) Zoo veroordeel ik u ook niet...
De jonge pastoor (zacht). Je broer, Peter, heeft niets vergeten — niét den eerbied dien-ie z’n ouders schuldig is — niét ’t ontzag voor geboden die jij met voeten treedt. En — begrijp me wel — als dienaar van Christus, sta ’k bier niet, zóu ’k hier niet willen staan — uit achting voor m’n kleed . . .
Peter. Dus dan kom je hier — in politiek?
De jonge pastoor (driftig). Peter! (weer zacht). Dat is niet de toon m’n jongen van ’n vriendschappelijk onderhoud en zoo zullen we niet