94
En uw moeder oot? (een stilte) Dus — u wilt m’n broer — met geweld in z’n ongeluk storten ? U wilt — inderdaad — met ’m trouwen? Voor den burgerlijken ambtenaar natuurlijk — en als-ie meerderjarig is. U speelt uw rol voortreffelijk, juffrouw Ricaudet. En op ’t stadhuis, zult u zeker zonder wroeging ’t kruisje onder de acte tee-kenen, tenzij u uw naam wèl kunt schrijven
Lotte. Heeft u zuster ....
De jonge pastoor. Nee, uw eigen — hoe moet ’k ’m noemen — uw aanstaande .... schreef ’t in een van z’n brieven ....
Lotte.... Is ’t ’n misdaad als je in armoe opgroeit ?.... Maar — m’n naam — die kan ik schrijven zonder fouten.... Ik oefen me eiken dag----
De jonge pastoor, ’n Naam kunt u léeren schrijven, ’n onbesproken naam niet meer, nóóit meer. En mogelijk voelt u — als u ooit zoover heeft gedacht — dat geen vrouw ’t recht heeft moeder te worden die ’t laatste niet kan.
Lotte (valt op de knieën met H hoofd op den stoel, snikt H wanhopig uit). O, o, wat is u hard — u die pastoor is — u die iemand op beuren