Nu Stien eindelijk — eindelijk naar bed was — kwart voor tien! — ruimde ze de tafel, waaraan 't kind had zitten werken, nog wat op — en toen ze de schooltasch dicht had gegespt, bleef ze met de kleine, dikke knuisten onder ’t hoofd den atlas bedoe-zelen. Eerst had Stien in 'r kladschrift met de hulp van ’r vader, die nog juist effen tijd had gehad, om ’r ’n handje te helpen, rekensommen uitgeplozen, waarbij je benauwd in je hoofd wier. Bij ’r kop thee, de kousen van ’t meisje stoppend, had ze voor den zooveelsten avond benepen-angstig geluisterd, ’t Heette alle-gebra. Ze spraken met z’n tweeën kompleete dieventaal — van kuu in 't kwedraat en bee-in-de-derde. En as ’t niét klopte zei Frans: maar Stien, dat had je toch zóó kunnen zien. En dan maakte-ie 't *r duidelijk. En dan zei ’t kind: wat héérlijk, dat vader me helpen kan... Zij, de glinsternaald geduldig en precies door de wol-mazen wiegelend, zwaar-gebogen over den bal in den stukgeloopen franjehiel, om door de licht-ketsende brilleglazen beter te mikken, dacht dan in Jr eenvoud van evenwichtige vrouw, die nooit school had geloopen, geen talen kende en amper 'n brief andorst, dat 't allemaal malligheid was, dat ze in haar jeugd, toen ze in den schoenwinkel van vader 't huishouden dee, nooit van allegebra en kuu in 't kwedraat had hooren spreken, en dat ze ’v toch was gekommen. Maar alleen met ’t kind en den felkleurigen atlas, zonder de wijze aanwezigheid van *r broer, snoof ’r adem gejaagder, als Stien’s goudblond hoofdje over zoo’n roomgele prent, die Afrika of Azië of Australië most wezen, hing, en ze de angstige zenuw-opwinding van ’t meisje, dat met de vingers in de ooren de geheimen van landen en zeeën hardop zat de doorworstelen, meemaakte. Soms zeker, soms met de geïrriteerdheid-van-niet-begrijpen, had de kinderstem van lengte- en breedtegraden — van Philadelphia op zooveel graden dit en zooveel graden dat — en dat weer van Riodejaaneiro — nooit van gehoord! — op de zooveelste breedtecirkel en op de zooveelste paaraleo... — ‘t waren geen namen om te onthouen! — en weer van Melboorn