dat-ie ineens volslagen krankzinnig werd — ’n dag later stierf — en verlejen maand brak de takel, waaran ze ’n pantserplaat opheschen — ’n pantserplaat van tien duizend kilo — de soldaat die ’r onder lei — (driftig) was — was — Dat is me bijgebleven — de hersens en ’t bloed waren in de modder geperst. — Voel je dan niet, dat de héele wereld op ’t oogenblik stikt onder — onder zoo’n pantser, onder zoo’n afschuwelijk pantser, dat óveral lichamen en hersens vermorzeld worden — dat we gezonde mannen wegslepen — dat de groote massa bedrogen wordt door ’n liegende minderheid — dat ’t ons vak is over lijken te marcheeren, dat we nutteloos, nutteloos zijn, dat ’t Volk de soldaterij haat — dat we miljoenen vermorsen — en ’n kanker zijn, ’n afzichtlijke kanker — dat we onze minderen als denklooze schepsels behandelen... (lieeft zenuw achtig-trillend z'n sigaar verplet).
Brand .. . Meneer Stam .. . (een benauwde stilte).
Mari (schuw)... ’k Geloof — ’k geloof dat ’k doorgeslagen heb, kaptein — 7t was niet m’n bedoeling ... (een stilte).
Hoek (valsch-luchtig). En stond die wijsheid in je boeken ? ...