84
Brand. Laten we niet gekscheren, amice — Oprecht gesproken méén ’k dat iemand met zulke infame bombast in z’n kop, beter doet z’n ontslag te nemen voor-ie voor de twéede maal maar érnstiger z’n hoofd stoot. Je heb wél misbruik gemaakt van m’n eerewoord, meneer Stam.
Marl (aarzlend). Dat héb ’k, kaptein. — maar ...
Hoek (nijdig). Uit. Uit. Geen maren! Zijn wij ’t niet die vrijheid en welvaart beschermen?
Mari (aarzlend). Ja — papa.
Hoek. Is de oorlog niet van alle eeuwen geweest — en altijd ’n historisch probleem ?. ..
Mari (down). Ja — papa . . .
Brand. Ja papa! Ja, papa! Wat te duivel meneer doe jij als ze je aanvallen? Dan bijt je-toch van je af?
Mari. Ja — kaptein.
Stam. Minderen: denklooze schepsels!... Komt ’r iets van terecht als honderd tegelijk komman-deeren ?
Mari (aarzlend). Nee, papa . . .
Brand (driftiger z'n glas omslaand). En — en — als -wij ’r niet waren — zou jij dan de wereld