70
Mari ... Vrouwtje! . ..
Martha. Zeg ’t nog is ...
Mari. Vroüwtje-lief.. .
Martha. Dus je zal...
Mari. Wat jij wil.
Martha. Alles ? ...
Mari. Alles... (>opspringend) Papa — en — en jouw pa —
Martha (opspringend). O jee — ik maak dat ’k ... (af) — (Mari aarzlend af).
ACHTSTE TOONEEL.
Stam. Hoek. Brand. Mevrouw Stam.
Stam (in de deur roepend) ... Anna! ... Anna!... Hoek en Brand komen ’n bittertje drinken — Entrez —.
Brand (in tenue) ... ^t Is waarachtig warm vandaag. — ’t Lijkt eerder Juli of Augustus dan Mei.
Hoek (in tenue). Ik doe of ’k thuis ben. — Wie heeft Jr gepimpeld? — Jij?
Stam. Ik nee. Ik mag geen wijn drinken voor me jicht. Brand, daar staat je pijp ...
Brand. Ja — ’k zag ’r al.