pourquoi pas ? — heb ’k vandaag de uniform ange-houen. Als ’k in politiek kom — is ze ongelukkig. Nou zijn me fondsen gestegen, omdat ’k gister, den heèlen dag prèttig met ’r gewandeld heb door de Kalverstraat en nog ’ns door de Kalver-straat. ’k Was in Amsterdam. Vanmorgen heett ze me naar de trein gebracht, ’n Zoen hier en ’n zoen hier . ..
Mevrouw Stam . . . Da’s heef lief.
Frans. Ja, héél lief.
Mevrouw Stam. Mari zal wel blij zijn dat u — (luistert opnieuw) .. . Hoor u geen stemmen? . ..
Frans. Nee — heelemaal niet.
Mevrouw Stam. Telkens verbeeld 7k me ... Ze zijn zoo driftig... En me man meent ’t zoo goed ...
Frans. Als ’k niet onbescheiden ben — mevrouw — hoor u nog wel eens wat van Maurits?...
Mevrouw Stam. Maurits?... Hoe weet ü?...
Frans, ’k Heb ’m gekénd, mevrouw, en Mari en ik hebben dikwijls over ’m gesproken.
Mevrouw Stam. Nee niks. In geen twee jaar. Menig nachtje denk ’k an ’m. Kinderen weten niet altijd wat ze ’n ouwer andoen. En wat Maurits gedaan heeft, is — is niet fatsoenlijk,