Sabbath

78    SABBATH.

te sterven. Buiten kamertje met koperen kachel, balken-zoldring, alkoof-deuren, had niets zijn aandacht dan kleeren-kelder en kleere-negotie.

Het lezen der wild-joodsche avonturen in vroegere eeuwen, ’t grótèske van strijdvaardig manvolk, zooals ’t sprak uit de boeken van Mozes, de worstling der zesmaal honderd duizend uit Egypte vrijgelatenen, was hem een wonder, deed "m ongeloovig kniphoofden als bij lectuur van de liefde eens rijken prins voor gesjogte schaaphoedster. Josua die Ama-lek versloeg door scherpte van zwaard, geleek hem romanheld, heelemaal geen Jid. En als dat toen Jehoediem geweest waren, dankte hij God dat hij niet in die tijd was geboren. Hij had kamertjes-aard. Een broodsjalet, ’n koegel zien klaarmaken was gezellig, dee je hopen lang van leven te blijven. Vechten was niemedal voor Jehoediem. Bij Rephidim ware ’t nóóit Jehoediem gewees. Een Jid ging uit de weg as ’r gevochte wier, ’n Jid teekende niet voor matroos, niet voor Indië, niet