66 SABBAXH.
zallik nooit vergete... Vaartewater... Geregeld vaartewater... ’n Zier ’n ongeluk vleesch d’r in... Daar betaal je kooscher geld voor... Raschel kookt fijn... Hoe is Raschel d’r ker-welzoep, Bek?... Voor twéé dage kerwel-zoep van Raschel vast ik drie jomkippers” ...
Moeder luisterde half, moeilijk ademhijgend, mond in vierkante stuiping. Ze zweette nu ook, klamme perling op voorhoofd. De magere handen vaagden ’t weg, streelden dan nattig den bandeau.
„... Aardige krachtige zoep is dat, ” zei ze bedrukt : „aardige zoep... ’k schwitz d’r van” ...
„Alles is ook potdich !... ’t Heb’t straks wel gezeid” — drensde Zelik, die zijn vest had losgeknoopt tot den broek toe.
„Maupie doe me de simge en zet ’t raam op ’n kier9 —, drooghijgde de oude vrouw.
Gewillig stond Maupie op. Door den raamkier zwoelde de heete lucht van de binnenplaats nog in volle dagscheemring. Het tullen gordijntje wiggelde zwakjes. Weggeschoven k6n