SABBATH. IQ
Pruimenjoodje nog klagend verwoed schikte de pruimen... „De pescht zei die krijge!... De pescht!... De pescht!...”
Er was een agent bij gekomen, die trachtte de klit te ontwarren. Maar de man van den onbeheerden tonnetjes-wagen was zoek nog. „Achteruit!... Achteruit!... Trek godverdomme op!”... De veldjes met poon en bloemkool en doppers en pepermunt en mierik dreven dobberend af, de ouwe jodenkoppen, koppen van hartstocht doorvreten er achter. Stemmen schreeuwden, roggelden, hoekige beenen met leepvoeten gingen in stof. Dan kwam de tonnetjeswagen los, geduwd door d’agent en den tramconducteur en het witte paard voor den sleeperswagen,steigerig, metknersende, bijtende schrappen over het asfalt, stramde de pooten, met schokjes trekkend in de vaart die open brak. Achter den sleeperswagen schokten de andere karren en de trambel, driftig van slag, knerpend schril-geel boven het wielen-gegrom, zette de tram in luchtig bewegen