14 SABBATH.
zwabberlijf. In een matten leunstoel lui-uit hing hij op de elbogen, Grauw-bruin ruide de flardenjas om z’n schouders, gehouden door rafelknoopen om den verzakkenden onderbuik. De vette dijen vulden de nauw-korte broek. De gulp stond open met geschemer van smoezelig linnen. De vadzig-vette kin met builing van onderkinnen, overkwalde de gaatrige das. Baardstoppels grijs en dicht omgrauwden het vet van kinnen en hals. Bij zijn voeten in stukkende schoenen, schoenen vierkant en grijs, stond de schoenbak met borstels. In z’n leunstoel vadzig en ziekelijk-vet, onderkinlellen gezakt op de borst, be-nauwd-hijgend en zweetend lodderde hij, de beenen gespreid en het volle lawaaiende leven der Breestraat grommelde hem langs.
Doorsnijdend de Breestraat wrong de Uilenburgersteeg het klotsend gejoel in de Houtkoopersdwarsstraat. De stroom ging dien kant uit nu de straat was versperd door het