haar vader. De samengebalde agressie van zoeven was verdwenen.
‘Als je het goed vindt, wilde ik trouwens een bus eerder naar huis nemen, want ik moet nog wat doen voor school. ’
‘Dat is goed hoor. Ik zal even afrekenen en je naar de halte brengen. ’
Vaders bui was voorbij. Zus haalde in de garderobe haar jas en wachtte op de stoep van het restaurant tot haar vader naar buiten kwam. Hun blikken kruisten en beiden glimlachten bij wijze van hernieuwde begroeting.
90