maken. Dat vond Tom blijkbaar ook, anders had hij nooit zo vertrouwelijk gedaan.
Ze bleven in de buurt van Toms huis blokjes lopen om snel naar binnen te kunnen gaan als op het hele uur weer een nieuwsbericht kwam. Ze spraken nauwelijks met elkaar.
In de Gerrit van der Veenstraat kwamen zij langs de school waar Zus had opgezeten, net als Judith vele jaren eerder. In tegenstelling tot Judith had Zus de opleiding niet afgemaakt. De school had een uitstekende naam in de stad, maar Zus wilde er niet heen. Tegen haar ouders zei ze dat ze niet naar een meisjesschool wilde. Haar ouders wisten natuurlijk ook dat de Gestapo er tijdens de oorlog had gezeten, maar zij deden alsof het schoolgebouw daar niets mee te maken had. Zus, die niet hardop de oorzaak van haar afkeer had durven uitspreken, zag geen andere mogelijkheid om te protesteren dan door haar schoolwerk grondig te verwaarlozen. Daar had zij twee jaar voor nodig; toen werd zij van school genomen.
Gesteund door het medeleven van Tom en zijn familie vertrok Zus aan het einde van de middag naar huis. Zij wilde praten over deze oorlog, de betekenis van Jom Kipoer te weten komen. Maar thuis, aan tafel, werd niet meer gezegd dan het meest noodzakelijke. Niemand sprak met een woord over deze oorlog.
Ten einde raad belde Zus ’s avonds, op een ogenblik dat de andere familieleden zich op een veilige afstand van de telefoon bevonden, haar vader op. Hij was thuis. Haar vader was opgetogen dat zij hem belde, maar in plaats dat zij het onderwerp aansneed wat haar bezighield, liet zij zich een afspraak op zondag aanpraten.
Zus had de historische, economische en politieke analyses van haar vader met belangstelling aangehoord en had gepoogd slimme vragen te bedenken waardoor hij verder kon borduren
88