‘iMorgenochtend is vroeg genoeg’, antwoordde Zwaantje en gaf de hoorn aan Joost, omdat het haar te inspannend was om hem op de haak te leggen.
‘Dokter’, zei Joost, ‘we vertrekken overeen kwartier.'
Tijdens de reis naar het ziekenhuis durfde Zwaantje zich de omvang van de pijn te realiseren. Bij tussenpozen raakte ze licht in haar hoofd en sliep dan in tot een stekende pijn haar weer wekte. Joost keek met groeiende zorg naar de stand van de benzinemeter op het dashboard. Hij schatte dat hij nog honderd kilometer kon rijden. Dat was niet genoeg. Op Kerstnacht was alles dicht. Op het derde, onverlichte tankstation dat hij aandeed, stond een automaat die papiergeld accepteerde.
Bij het ziekenhuis reed hij tot aan de geopende zijdeur en waarschuwde de afdeling verloskunde, de enige afdeling die nooit is gesloten.
‘Hoeveel weken bent u?’ vroeg de broeder aan Zwaantje, die hij in een rolstoel had gezet.
Joost legde de situatie uit.
‘Ik begrijp het', zei hij. ‘U zult mijn vrouw Cora wel kennen. Zij werkt op de ivf-afdeling.’
Snel werd Zwaantje onderzocht door dokter Bloem, die midden in de kerstnacht naar zijn werk was gekomen.
‘Je hebt inderdaad vrij veel overstimulatie. Het was zeker niet overbodig hierheen te komen. Gezien de heftige reactie denk ik wel dat er sprake kan zijn van een zwangerschap. Mogelijk hebben zich twee of drie embryo’s ingenesteld, maar dat kan niet eerder dan over een week worden vastgesteld. Je blijft hier dus in elk geval de komende zeven dagen. Voorlopig ga je naar de afdeling gynaecologie, en daar is het goed toeven, maar als de pijn erger wordt, zul je misschien naar intensive care moeten worden overgeplaatst, omdat ze je daar nog beter in de gaten kunnen houden.’
80