De pijn was nog meer toegenomen en straalde uit naar haar schouder. De resterende nacht bleef een broeder in de weer met hete zakjes paraffine en extra kussens om de pijn te verlichten.
De volgende middag, na een feestelijke kerstmaaltijd die niet aan Zwaantje was besteed, hoorde Joost op de radio dat bij dezelfde benzinepomp waar zij op kerstnacht hadden getankt, een uur later de benzineslangen door een actiegroep waren doorgesneden.
Hij vertelde het Zwaantje, maar die reageerde niet.
'Kom morgen maar niet’, zei Zwaantje. Het waren haar eerste woorden van die dag. De pijn was zo onverdragelijk dat elk woord, elk bezoek, zelfs het zijne, teveel werd.
Joost liet zich daardoor niet afschrikken en kwam de volgende dag toch op bezoek. Hij was juist op tijd om te zien dat zijn vrouw naar intensive care werd afgevoerd.
Een verpleegkundige legde Zwaantje aan een infuus met proteïnen. Daarna bracht hij een tweede infuus in de andere arm aan. Vervolgens begon hij maatregelen te treffen om haar ook nog eens van een catheter te voorzien.
‘Moet dat van de dokter?’
‘Nee, dat is standaard.'
‘Dan wil ik het niet.’
‘Het is anders voor uw eigen bestwil', mopperde de man, die niet veel tegenspraak was gewend.
‘Ik hou het niet vol’, beklaagde Zwaantje zich bij de arts. ‘En als het nog toeneemt, omdat ik in verwachting ben, weet ik niet hoe het verder moet. Ik kan niet meer pijn verdragen dan nu het geval is.'
‘Daar kan ook geen sprake van zijn’, zei de arts. Hij pauzeerde toen hij zag dat Zwaantje hem door een pijnpiek niet meer kon horen. ‘Het mag beslist niet erger rvorden. Je krijgt al geen
81