'Precies, maar dat was later. Ik had een wasmachine met een schoep gekocht, maar had een aardig bedrag over en wilde daar iets moois van kopen. Iets dat niet alleen maar nuttig was. Al sinds de oorlog had ik van scherven gegeten. In elk bord zat een barst en van elke kop was het oor stuk. Toen je vader en ik gingen trouwen, zijn we eerst naar de notaris gegaan, omdat we buiten gemeenschap van goederen wilden trouwen, ook al bezaten wij geen cent. Je wist niet wat er nog kon komen, vandaar. De notaris vroeg of wij bezittingen hadden. Nee, dat hadden wij niet. Hebt u dan helemaal niets, geen beddegoed ol iets om van te eten. vroeg de notaris. Toen heb ik hem geantwoord dat ik enkele kapotte borden en een stuk of wat gebarsten glazen had. Daarop noteerde hij hardop: “Een servies, incompleet".'
iMoeder glimlachte bij de herinnering.
‘Ik ben met mijn geld naar de Bijenkorf gegaan en heb daar het mooiste servies gekocht dat ik kon vinden. Het was een achttiendelig wit, met een goudlijn.’
'Opa en oma hebben ook borden met een gouden randje in de kast staan.'
‘Ja, dat klopt. Het werd nog dezelfde dag bezorgd en toen wij ’s avonds gingen eten, zag de tafel er prachtig gedekt uit. We hebben het een paar keer gebruikt. Toen had ik er genoeg van. Jullie moesten allemaal helpen met het afruimen, afwassen en afdrogen en elke keer als ik een kind zag met zo’n stapel borden, dacht ik: daar lopen zoveel tientallen guldens naar de keuken. Natuurlijk kan een kind wel eens iets naar de bliksem helpen en dan zou ik niet kwaad mogen worden, omdat ik zelf had gevraagd of het wou helpen. Na een dag of twee, drie had ik er zo de zenuwen van, dat ik het aan opa en oma heb doorverkocht en dit afgrijselijke servies heb uitgezocht. Lelijk, maar wel duur.'
‘En is het nog helemaal compleet?'
'Helemaal. Het is onverslijtbaar.’
48