9
Het was een regenachtige namiddag. Zus was na schooltijd om vier uur direct naar huis gekomen. Haar moeder stond boven aan de trap.
‘Op de kachel heb ik een handdoek gelegd. Droog je haar daarmee maar af. Ik haal alvast de thee.'
Zus hing haar doorweekte jas over de trapleuning en liep door naar de kamer waar zij de warme handdoek vond. Ze wreef haar gezicht en haren droog.
Moeder kwam de huiskamer binnen met op een blaadje de theepot, twee plastic bekers, een kannetje melk, suiker en een schaaltje met biscuitjes, waarvan Zus e: twee mocht nemen.
Zus pakte haar thee en bracht de kop naar haar lippen. Voordat zij een slok nam. inspecteerde zij de lichtblauwe beker.
'Getsie. wat ruikt die beker scherp!'
‘Dat is altijd wanneer ik ze net heb schoongemaakt. Ik krijg die theeranden er alleen maar met bleekmiddel uit.'
‘Heb je ze daarna wel omgespoeld?'
'Lieverd, ik heb ze daarna wel tien keer omgespoeld. Als ze een of twee keer zijn gebruikt, is de geur weg. Je proeft het trouwens niet. Probeer maar.'
'Waarom hebben wij een plastic servies, mama? Ik ken niemand die dat heeft, alleen met kamperen. Het ziet er zo goedkoop uit.'
'Goedkoop was het allerminst. Het was tamelijk exclusief toen ik het kocht, en het is niet van plastic, maar van mepal. Ken je dat verhaal niet?'
Zus nam de warme beker in haar handen.
‘Ik denk dat het nog voor je geboorte was, toen ik het eerste gedeelte van de Wiedergutmachung kreeg.’
Waar we de ijskast van hebben?'
47