schoof moeder op twee hoog het keukenraam open.
'Ja, wat is er?’
‘Je moet even blijven kijken, mam. Ik kan los de hoek om fietsen. Kijkje?'
‘Ik ben bezig. Wat zeg je?’
Zus holde met de fiets de hoek om en klom er op. Zingend fietste zij terug, trapte tot iets voorbij de buitendeur en liet zich toen behendig opzij vallen.
‘Heb je het gezien?'
Zus keek omhoog. Het keukenraam stond nog open. maar moeder hing er niet meer uit. Zus bracht de fiets weg. Ze trok aan het rode lintje dat uit de brievenbus hing en dat verbonden was met de ketting van de deurhaak. De deur ging open. Zus wilde de treden opstormen om te vragen waarom haar moeder niet even naar haar had gekeken, maar op de deurmat stapte zij op de bekende envelop.
ilet die envelop in de hand liep Zus de keuken in. Ze snoof een koollucht op.
‘Het Waarheidfestival komt.’
‘Gezellig!’, antwoordde moeder. ‘Staat erbij wanneer het is?’
‘Dat weet ik niet’, zei Zus, die nog niet kon lezen, maar die de opdruk in rode inkt op het omslag herkende van het vorig jaar. Behalve letters op een vaandel stond er ook een plat gebouw met een welvend dak op.
Het is weer in de oude Rai.’
De oude Rai. Zus loopt tussen haar ouders, broers en zussen naar binnen. Opgewekte muziek schalt hen tegemoet. Links houden vier mensen een rode vlag aan de punten vast. Aan de andere kant staan vier kameraden met het roodwitblauw in hun hand om geld in te zamelen. Eén van de vlaggedragers draagt een effen rode stropdas, waar alle voorbijgangers om moeten lachen. Moeder heeft twee dubbeltjes aan Zus gegeven. Eentje mag zij houden en de andere moet zij storten. Zus
39