Gebiedend hield Carry de fiets voor haar vast. Zus greep het stuur in het midden beet en klauterde er via het donkerrode frame op. Ze wiebelde in het zadel. Haar tenen zochten naar de rondwervelende trappers, waar zij maar net bij kon. Toen zij houvast op de pedalen had gevonden, zette zij haar handen wijd uit elkaar op de handvaten.
‘Niet zo snel’, gilde Zus angstig, toen Carry begon te duwen.
Tk hou je vast. Het is beter als je hard gaat. Dan raak je niet uit balans!’
Carry draafde met zijwaartse stappen naast haar zusje.
Ingespannen slingerde Zus over de stoep. Het ging goed. Heel goed. In haar buik leek zij op de fiets te vliegen. Het ging zo veel gemakkelijker dan op die driewieler, waar haar knieën telkens tegen het stuur stootten.
‘Voor het eten kun je los de hoek om. Zonder mij', moedigde Carry aan.
‘Hou me vast, Car!’
‘Dat gaat niet meer. Je gaat te hard. Je rijdt zelf’
Carry spurtte tot aan het voorwiel en zwaaide haar armen wild heen en weer.
Tkrij los!’
‘Gauw, naar links. Uftwijken.’
Tk kan niet meer stoppen. Flip, pas op!'
Haar voeten slipten van de trappers, de neuzen van haar schoenen zweefden hulpeloos boven de stoeptegels. Zus kapseisde midden in het stratenmodel van haar broer. Benen en een arm deden pijn door de smak. Maar meer pijn deed haar de schaamte dat ze was gevallen. Het was niet de eerste keer dat zij iets had stukgemaakt wat Flip zelf had gebouwd.
Ze wilde niet huilen, ook niet om Flips woedende uitval. Zus krabbelde overeind en bleef bij de fiets staan, niet wetend hoe zij het gevaarte uit het zand kon halen zonder nog meer te verwoesten.
Carry pakte de fiets op. Ze stuurde Zus met fiets en al om de
37