5
’s Morgens had moeder onverwacht gezegd dat Zus zich snel moest aankleden en ontbijten, omdat zij een keertje mee naar school mocht. Ze was nog geen vier jaar.
Opgetogen stapte zij achter haar oudste broer de Gerrit van der Veenstraat in. Zo nu en dan raakte de neus van haar schoen de hak van de zijne. Zus kon hem nauwelijks bijhouden. Simon vond het niet prettig wanneer zijn kleine zusje naast hem liep; dat deed afbreuk aan zijn eergevoel. Het deerde Zus die dag niet. Misschien was er vandaag wel een kind in de klas ziek en dan zou er schoolmelk over zijn. Misschien keek de juf haar dan, net als de vorige keer, aan. Dit wilde zeggen dat zij, Zus, het flesje mocht opdrinken.
Juf had een rietje door de gekleurde dop geprikt. Dat rietje was al zo feestelijk geweest! De melkdoppen had ze wel eens helpen verzamelen, want uit dit materiaal werd blik gehaald dat geld opbracht. Dit geld leverde haar jongste broer Flip af bij het instituut waar herdershonden werden afgericht tot blindegeleidehond. Zus was er trots op dat zij hem kon helpen door melk te drinken. Er zat wel een kwartliter in zo'n flesje. Ze had het tot op de bodem leeggedronken, al had zij zich bij de laatste slokken een beetje ziek gevoeld, maar anders had iedereen kunnen zien dat zij nog geen echte kleuter was.
Zus en Simon staken een zijstraat over. Zij kwamen langs een groot, donkerbruin schoolgebouw, dat grotendeels met klimop was begroeid. Daar zat hun oudste zus op school. De struiken in de tuin ervoor waren hoog, dus kon Zus niet op haar tenen door de ramen naar binnen kijken of zij Judith toevallig zou zien.
Huppelend en hummend door de eindeloos lange straat
23