Zwaantje en Joost liepen door prefab-gangen naar het laboratorium. Zwaantje hield het glazen potje voor haar uit. Nu het bewijsmateriaal was geworden, hoefde het niet langer in de schoudertas verborgen te blijven. Zij overhandigde het potje aan de laborante achter de balie.
'Cito, graag', zei Joost.
‘Komt in orde', zei de laborante. 'Ik ben op de hoogte.’
Een half uurtje later kon de gynaecoloog het vermoeden van Zwaantje en Joost bevestigen en zij maakten een afspraak voor een echografie, twee weken later.
Eenmaal op de ziekenhuisgang snikte Zwaantje gelukzalig tegen Joost aan en sloeg haar armen om hem heen. Ondanks de droge warmte in het gebouw had Joost zijn regenjas aangehouden. Daaronder voelde zij een stram lichaam.
‘Ben jij niet blij?’, waagde zij te vragen.
‘Jawel,' Joost streek over haar hoofd, ‘maar over drie maanden geloof ik het pas echt.'
Alles verliep precies zoals Zwaantje zich zo dikwijls had voorgesteld: zij huilend van geluk in de armen van een bezorgde echtgenoot.
Hoeveel moeite het ook kostte, op Lientjes verjaardag hadden Zwaantje en Joost het grote nieuws aan niemand verteld. Een beetje uit bijgeloof misschien, maar ook omdat ze eerst de echo wilden afwachten.
14