te tijd in een negentiende eeuws schilderij ‘Aan moeders graf. Nu was het een relatief gemakkelijke ingreep die in de operatiekamer werd uitgevoerd.
Later, toen Joost naar huis was gegaan om de geboortekaartjes gereed te maken voor verzending, belde Zwaantje naar Carry. Toen haar zus aan de andere kant van de lijn de hoorn opnam en Zwaantje haar stem hoorde, kon zij niet meer normaal praten.
‘Ik heb een dochtertje, Eva’, bracht ze uit.
Aan de andere kant van de lijn hoorde zij Carry een diepe ademteug innemen.
‘Wat knap van je! Wat ont-zet-tend knap’, articuleerde ze alsof zij uit een oude druk van “Jip en Janneke” voorlas. ‘Wanneer mogen we komen?’
Toen moeder en dochter uit het ziekenhuis waren ontslagen, duwde Joost de rolstoel waarin Zwaantje zat, met Eva in haar armen. Terwijl Zwaantje bij de uitgang wachtte tot Joost de auto had gehaald, kwamen voorbijgangers nieuwsgierig kijken. Zwaantje toonde hun het kersverse baby’tje, dat in Kims deken lag gewikkeld. Gaaf en frêle. De mensen zuchtten van bewondering alsof zij de kroonjuwelen op fluweel zagen schitteren.
In de straat stonden de buren met hun kinderen achter het raam te wachten op de aankomst van het nieuwe buurmeisje. Zwaantje zag dat de ouders van de kinderen dichter tegen elkaar aan gingen staan, toen zij het dekentje herkenden. Joost opende het tuinpoortje voor Zwaantje. Thuis in de gang stond een reusachtige doos in de weg. De commode was zo juist gearriveerd.
Als de eerste drukte voorbij was, zouden Joost en Zwaantje beginnen met de voorbereidingen van het geboortefeestje. Dan zou Eva van de rabbijn haar joodse naam, Chawa, krijgen.
109