„BELICHTING”,
Bij het „licht-zien” van mijn „Kiekjes”. Nu de eerste van de licht-bundels over het Amsterdamsche ghetto „verschijnt”.
Het is daar zoo donker. In dat door-en-door-diepe stads-binnenste. Waar de zon geen weg weet. Waar men menseken en dingen vaak op den tast moet vinden. En daar heb ik dl mijn opnamen gemaakt. Bij een licht, grooter dan dat van den zonne-hemel. Dat licht is ouder dan de zon. Dat licht ziet meer dan de zon. Iedere sterveling ontvangt als eerste goddelijke gave bij zijn geboorte één straal van dat licht. Het levenslicht. De stralende ziel. Bij dat licht blijft niets verborgen. „Het doorzoekt de binnenvertrekken des lichaams”. Het is daar zoo licht. In het door-en-door-diepe binnenste van het Amsterdamsche Jodendom. Waar de ziele-zon door de duistere levensgangen dringt en uit alle hoeken de somberte verdrijjt door haar juichende stralen. Het Amsterdamsche Ghetto is de moederschoot van het Nederlandsche Jodendom. Daar werd geboren het blijde geloof aan God en de jubelende trouw aan Zijn woord. Ja, ik ben éénzijdig im mijn opnamen. Toomeloos heimwee en ontembare voorliefde drijven mij immer naar dat ghetto. Nergens anders dan daar stel ik mijn gevoelige platen in. Wie in West-Europa het oer-licht van de Joodsche ziel wil opvangen, moet het Amsterdamsche ghetto binnengaan. Ook nü nog. Veel van het oude is versleten, ’t is waar. De steeds nieuwere tijd heeft ook daar zijn kwaad verricht, door zijn dwaze voorzorg voor het uiterlijke. Hij heeft daar heel wat huizen en menschen neergehaald door zijn kwasi-begrippen van schoon in bouw en ideeën. Maar nóg ankeren daar de trouw aan het goede en de wil naar het beste. In het oude ghetto, met in iedere straat een tabernakeltje, ja soms twee en drie, werd God beleden met de liefde der éérste voorvaderen. Kinderen uit die liefde waren: eerlijkheid, reinheid, blijheid en wijsheid. Armoede was een levensfactor. „Den Joden staat de armoede zoo mooi als