55
Joden-breestraat heeft deel aan de toekomstige wereld. In Gan-eiden moet ergens ’n Joden-breestraat zijn. Waarom zou de wereld vergaan, als er nog ’n Joden-breestraat is?
Hij is ’n Jehoede. Zijn heel gezicht is „naages”. Z’n heele lijf is „gejoene” .Omdat ’t Vrijdag is. En hij doodarm. En Sjabbos hem rijk maakt voor vier-en-twintig uur. Z’n pet zit ’m grandioos. Z’n schoenen roepen hoera. Z’n jasje wappert ’m koninklijk na. Hij trippelt op zoek naar lekoowed sjabbes. Hij wil zelf koopen „’n pietsie en ’n noegetsie” lekoowed sjabbes. Daarvoor heeft-ie in z’n rechterzak ’n schoon, rood zakdoek en in z’n linker-zak ’n gulden-klein. Dat zakdoek moet vol en die zak moet leeg, lekoowed sjabbes. Kodesjborrege is z’n accountant. Met z’n zakdoek komt-ie altijd uit, maar met die gulden-klein komt-ie altijd in . . . de maling. Dat komt vanwege ’n princiep. Hij wil namelijk nooit afdingen lekoowed Sjabbes. Door den dag moet je makelen, meent hij. Maar lekoowed Sjabbes mag je gas wegoliele niet pingelen. Laat u u op uw ’oulem habbo afdingen? Nee? Nou, als jij afdingt lekoowed sjabbos, dan pingelen de maloogem bij Kodesjborrege af op je geilek van de oosied lóówou. ’n Gulden-klein. Legt-ie weg van Zondag af. Maar kom je uit met ’n gulden-klein voor zeven men-schen mangelen — dat zijn z’n kinderen vijf en twee van ’n zuster van z’n vrouw, die bij ’m in huis zijn; hij en z’n vrouw eten geen mangelen omdat de maal-tanden mankeeren •— voor negen menschen vijgen — want hij en z’n vrouw laten hun leven voor ’n vijg, lekoowed sjabbes — voor zeven menschen reinedoor, — want de twee kinderen van de zuster van z’n vrouw lusten liever mandarijntjes — voor negen menschen kokosnoot, want de twee oudste kinderen van hem en z’n vrouw eten ook voor rekening van z’n vrouw en hem — voor zeven menschen mispelen, — want de twee jongste kinderen van hem en z'n vrouw krijgen ’t zuur d’r op — drie centen krijn, ’n dubbeltje balletjes, zes stuiver-boterkoekjes — één voor hem, één voor z’n vrouw, één voor z’n oudsten jongen, als-ie goed de siddere meiwer is en de andere vier kinderen van hem en z’n vrouw en de twee van z’n vrouw haar zuster, krijgen ieder twee'één-samen? ’n Gulden-klein, lekoowed Sjabbes, waar nog ’t Joodsche krantje van af moet? En niet afdingen, lekoowed sjabbes! Ja, die Kodesjborrege tot gawwer heeft, hoeft nooit verlegen te zijn.