44
soep annonceeren van ’n treife restaurant, dat Vrijdagavond voor ’t eerst opent. Arm kippetje. Ze mag niet naar binnen. En daar woont notabene familie van Eitje.
„Ksjsjt. . . ksjsjt!” De razzia raast haar na in ’n nieuwe rats.
Ze rent in ’n kloek kippe-loopje kippe-pootig’n vleeschwinkelin.
„Meneer, neemt u ’m te pakke, ai, gauw, hoek, nee, hoek, ja, hoek, nee!”
„Toch niet”, zegt kippetje. „Meneer neemt de heele boel te pakke met z’n koosjere prijzen en ’t heele rabbinaat heeft-ie ook te pakke, maar mij krijgt-ie lou te pakke.” Huup, d’r in en d’r uit. Nee, ze zal zoo stom zijn, om zich d’r in te laten nemen.
En ze rent en ze wiekt en ze wappert. Met ’n kakelend men-schen-spektakel op haar hieltjes. Nog nooit was ’n kip zóó onder toezicht als zij. Als zij niet voor iets verschrikkelijk-koosjer weggelegd is, dan weet ik ’t niet.
Garen- en bandwinkeltje in, waar vroeger Sjimmie Hen zaliger gewoond heeft. D’r in en d’r uit. Met ’n traan in d’r oogen. Dat was de eenige Hen, die koosjer was, zonder rabbinaal loodje. Inderdaad lieten ze ’m gesjochten heengaan.
„Ksjsjt... ksjsjt!”
’t Kippetje loopt-in, loopt-uit, loopt-in, loop-uit. Ganz mazzel. Als ze ’r te pakken hebben, komt ze toch bij Loopuit, den Sjou-chet, terecht, in de kippegang op Uilenburg.
Ze bezoekt vlieg-vlug, met duizend-oogig kannibaal toezicht op de hielen, alles wat onder rabbinaal toezicht op de Bree-straat is.
„Ai, de tram, ai, ai . . . ai!”
Arm, arm kippetje.
Onder de tram.
Treife . . .
Ze had te veel gezien.
Geen nood. Ze wordt toch voor koosjer verkocht.
Wedden om ’n kip?
X.
SLACHT-OFFERS.
Van verre verjaging. Uit Polen verbannen.In ’n woede, om ze kwijt te zijn. Bij troepen gedeporteerd. Op transport over