en broeders tot moed gemaand en tot uithouden gesterkt! Het is immers de vrouw van het gezin, de moeder van de kinderen, die den man tot daden drijft, als er niets is. Maar de Hebreeuwsche vrouw was nooit als de Egyptische! De Hebreeuwsche vrouw heeft vanaf de oudste wereld het vertrouwen in haar God bewaard! De Hebreeuwsche vrouw was immer de Engel en niet de demon van den man! Had de eerste man der wereld zijn verbanning uit het paradijs aan zijn vrouw te danken, de Hebreeuwsche vrouw heeft haar man het paradijs teruggegeven! Aan haar, aan haar alléén is de Verlossing uit Egypte te danken! Aan haar, die mèt haar geloof, ook haar reinheid had bewaard! Aan haar, die haar fijn en rein geweten voor geen prijs in de ellendigste tijden had verruild en haar heilige eer voor geen rijkdom had verkocht! Hebreeuwsche vrouwen, moeders, dochters, zusters, van u is de Jetsieas Mitsrajim '), van u is de geboorte van het volk Gods!...
Hoor ze zingen, in den mooien morgen van den vijftienden Nie-san! Hoor ze spelen in den zonnegloed van die zalige uren! Voor wie waren de zorgen van na den vijftienden Niesan? Voor wie was de eindelooze bekommernis van de komende dagen? Voor haar, voor al die moeders daar, nietwaar? Voor haar, die haar huishouden in de meest onmogelijke omstandigheden zouden hebben staand en gaand te houden! Voor haar, die brood voor de kinderen moesten hebben en kleeren en dak voor de wichtjes! Maar nóóit, nóóit, hoort ge goed, nóóit zouden ze één woord van baloorigheid laten hooren! Zooals ze waren in den pralenden morgen van de Jetsieas Mitsjarim, zóó zouden ze blijven tot den laatsten dag van deze moeitevolle wereld! Heil, Hebreeuwsche moeders, heil! Voor u is het Hooglied, voor u is de Hooglof! Er zijn duizend mooie krachten op de wereld. Maar van u, Hebreeuwsche moeder, is de Hoogkracht! Gij alleen zijt de Eisjes Chajil! 2) Zingt het na, o, werelden, zingt het Salomo na:
״Er zijn wel zestig koninginnen en wel tachtig hooge vrouwen en mooie maagden ongeteld, maar één is mijn fijne duive, êénig kind van haar moeder, eenige reine van haar die haar ter wereld bracht! Dochters die haar zien, weten wie gelukkig te
Uittocht uit Egypte. 2) Beginwoorden van spreuken 31 : 10.
II