JOZEF VÓÓR PHARO*)
Weer verliepen er twee volle jaren.
Twaalf jaren zat Jozef nu al in de gevangenis. Zijn vrijheid bleef uit, zelfs in zijn droomen. Hij was den schenker al lang vergeten. Maar God ging hem niet uit de gedachte. Hij wachtte geduldig op Zijn beslissing.
En deze kwam.
Alweer door een droom!
Een droom van den hoogste in het land. Een droom van den koning!
Pharo droomde, dat hij aan de Nijl stond. En zie, plotseling, daar stegen zeven koeien uit den stroom. Zeven prachtkoeien, vol in vleesch. En zij stapten naar den kant en gingen daar grazen in het hooge lotus- en papyrusriet...
En zie!... weer stegen zeven koeien uit den stroom, die andere achterna.
Vreeselijk zagen die beesten eruit. Mager en uitgeteerd, ontzettend om aan te zien. En ziet, daar gebeurde iets huivering-wek-kends... De zeven magere koeien liepen op de zeven vette koeien toe... ze vielen op ze aan... en verslonden ze met huid en haar... maar de zeven uitgeteerde beesten bleven net zoo mager als zooeven! Men kon het geen der koeien aanzien, dat ieder een heele koe en
nog wel een heele dikke had ingeslikt!...
* • •
Van schrik ontwaakte Pharo...
Maar even plotseling sliep hij weer in.
En zie... weer een droom!
Nu stond Pharo niet aan de Nijl.
Hij stond op den akker... En zie!... zeven korenhalmen stegen plotseling uit den grond op. Alle zeven uit één stengel! Prachtige aren! Zóó had hij ze nog nooit gezien, zóó vol, zóó mooi!...
En zie!... in hetzelfde oogenblik stegen weer zeven korenhalmen
*) Uit De Joodsche Jeugdkrant V, 10 tot 14.
53