Bloemlezing uit zijn werk

Zie je m'n Juutje?

M'n tienjarige Juutje. Wat is ze al groot, niet? Ze zit al bij mij in de klas. Ze is nog steeds hetzelfde Juutje van voor vier jaar. Hetzelfde vuurtje in haar kijkertjes. Hetzelfde gloedje op haar koontjes. Hetzelfde moedje om haar lipjes. Maar haar zieltje begint te rijpen. Dat kun je zoo zien. Er kiemt 'n moedertjes-verstand in haar breintje...

Van rijpen gesproken en van kiemen. Zie je 't sneeuwen buiten? Zie je 't donzen wonder, dat de hemel over de aarde schudt, om de koude boomen dicht te dekken en de huiverende wereld warmpjes in te pakken? Weet je, dat 't gauw Chamiesje' ooser is? De volle maan van hartje-winter-maand? Sjewat. De maand, waarin de meeste menschen sterven, maar ook de meeste kindertjes geboren worden! En is dat sterven dan ook niet geboren worden? Geboren voor 'n eeuwig leven! Vrijdagavond is het volle maan van maand Sjewat. Dan lacht ze 't mooist van heel 't jaar. Vijftien van Sjewat fluistert fijn van vijftien Niesan! Chamiesj'oosor van Sjewat gaat 't kiemen in den grond en chamiesj-oosor van Niesan gaat het rijpen boven den grond! Zie je 't sneeuwen, kijk, zie je 't sneeuwen? Dat wordt Nieuwjaar van de boomen. Dat is het hemelsche zaad, waaruit de kracht kiemt voor boomen en bloemen! Het ééne vlokje kijkt af van 't andere vlokje, hoe 't vallen moet, hoe 't liggen moet. Kijk, kijk, al die boomen kijken van elkander af hoe ze groen moeten worden. Ook in de natuur is alles afkijken! Vrijdagavond Chamiesj'oosor! Dat staat op de kalender. Maar die kalenders hebben afgekeken! Afgekeken van den hemel! Vrijdagavond Chamiesj'oosor!... Kijk, die kindertjes gebogen zitten in hun bankjes. Ze moeten een opstelletje maken over al de Chamisj'oosors van het Joodse jaar. Want we vieren er vier! Vier! In Sjewat, in Niesan, in Aw en in Tisjrie! Ik heb het ze geleerd, ik heb het ze op bord geschreven en toen weer uitgeveegd. Hoe ik het weet? Afgekeken natuurlijk van wie 't mij eens geleerd heeft! Zonder afkijken leer je niet, zonder afkijken leef je niet!...

Kijk die sneeuw-zaadjes! Kijk die kindertjes over hun witte blaadjes gebogen, de witte akkertjes, waarover het zwarte potlood het hersen-zaad moet strooien!...

II