vloeken geven klucht aan den kamp. Marketentsters bieden slok en slik in den bloedstoeienden strijd. Zoetelaars klappen smakkelijke zotternij te koop. Smakken en smullen gaan door, ook waar de dood 't uitzicht belemmert. Hoera! eet en drinkt en morgen gaan we dood! Prosit, drank en zoetigheid, op de gezondheid van de laatste seconde! Lachen, lachen! Maakt lollig 't lijden. Huilen houdt geen sterven tegen. De wereld lache zich dood! En avant, attaquez! Battle of Waterloo. 't Komt er niet meer op aan, wie wint, als er maar gevochten wordt! Heerlijk is 't martelen. Strijd is de vader van de wereld, de moeder heet pijn, hun kinderen: verlies en verdriet. Vooruit! voorwaarts in alle eeuwigheid! Achter u is toch alles weg. 't Verleden sterft ieder oogenblik af. Dus, vooruit, 't vaandel achterna van Mars en Mammon. Een kans roept u, 't leven lokt uw oogen, niet uw rug. Vooruit! trapt neer, duwt weg, stoot stuk! Wat valt, is toch geen mensch meer, maar aarde, waarover je loopen mag! Slag in Waterloo. Van 's morgens tot 's avonds en morgen weer en overmorgen over!
Waterloo-plein.
'n Slag-veld. Strijd om 't bestaan. Nooit gaan de wapens neer. Wreeder is er geen wee. Van 's morgens tot 's avonds en eeuwig over. Woedende veete tegen zorg, vloekende haat tegen gebrek. Ieder strijdt voor zich. Nood commandeert den aanval. Niemand wordt ontzien, omdat men niemand anders ziet dan zich. Hoort die kreten, één zelfden klank den heelen dag. Of 'n leeuw loeit om roof, of een wolf huilt om prooi, of 'n hond jankt om z'n brok, of 'n kind kraait om de borst, of 'n mensch roept om brood, is alles één-toon. Beest en mensch zijn één, als er niets te eten is. De signalen van 't plein roepen honderd kanten uit. Razende bevelen dazen warrend rond. Ze concurreeren moord, 'n Volkeren-slag, allerhande land, rassen door elkaar. Jood en Christen bondgenoot, Jood en Christen tegenstanders. Hollanders met ondergoed, Belgen met bovengoed, Duitschers met nieuwe vindingen, Polen met ouwe plunje, Franschen met oets, Engelschen met bluf, Yankees met lef. Taal is geen scheiding, geloof geen beletsel. Iedereen verstaat zorg en allen gelooven in 't Goddank. Daar staan er zonder handgift, daar loopen er met mazzel. Bergen munitie, karren voeding, stallen uit
II