EEN GELEERDE TE HEIDELBERG 1)
Heidelberg
'k Kocht me een gids, maar 't speet me van schaamte.
'k Had 'r zonder moeten weten, 't Stond al beschreven met goed-koopere letters:
״en de Eeuwige God plantte een tuin in Eden, in het Oosten en verwees daarheen den mensch, dien Hij geschapen had. En de Eeuwige God liet geboomt aan d'aard ontspruiten, wat maar bekoorlijk was voor 't oog en heerlijk voor den mond en den boom des levens midden in den tuin en den boom van kennis van goed en kwaad. En een stroom gaat uit Eden om den tuin te drenken ... En de Eeuwige God nam den Mensch en plaatste hem in Eden, om het te bearbeiden en te bewaken..."
Als kind speelde ik met phantasie (hierin ben ik kind gebleven). Ik zocht het paradijs in mijn droomen en vond het, zoo vaak ik wilde. Later, toen ik grooter werd, zocht ik het in de werkelijkheid; maar wijze menschen zeiden mij, dat het daar niet was. Ik ging het toen in boeken zoeken, het eene wees mij naar het andere en eindelijk kwam ik te weten, ik las het in een heel oud boek, dat gan-eiden niet op deze wereld was en dat men een reis van een menschenleven maken moest, om er te komen. En ik maakte mij reisvaardig. Toen begreep ik de vraagteekens van mijn jeugd. Boom des levens, boom van kennis van goed en kwaad, bekoorlijke, maar ongenaakbare vruchten, die groote stroomen van 't paradijs, 't kostbare goud, de edelsteenen, de engelen met vlammend zwaard, 't Speet me, dat ik alles begreep, maar rijk voldaan was ik, omdat mijn Touroh de on-feilbaarste gids bleek te zijn. Zoo 't daar stond, was 't op zijn waarst — en duur zwoer ik, dien gids nooit weer uit mijn hand te leggen.
,fin de Eeuwige God, nam den mensch en plaatste hem in Eden, om het te bearbeiden en te bewaken... een zwaar beroep, maar een schoone roeping!
II
1 Uit Libanon V, 2, pag. 13 (1 Juli 1912). S. B. Rabinkow — in 1941 te 's-Gravenhage gestorven — was één der grootste Joodse geleerden van onze tijd. Dr. De Hond kwam tijdens zijn studie te Heidelberg met hem in aanraking.