te interessanter, als wij dit tijdvak nader bezien. Juist in de eeuw, waarvan dit boekje ons verhaalt, vond de grote crisis der Emancipatie haar beslag. Vertellen ons dan deze memoires van geestelijke conflicten? Toch ook weer niet. Maar helemaal laten zij ons evenmin in de steek.
Iets van de grote vraagstukken sijpelt door in de oppositie van R. Awroom Prins tegen de Westeuropese Reform. Wij krijgen daarnaast een kijkje op een merkwaardig Joods milieu; wij horen van Erets Jisroeil, van Joodse mystiek, ook in het burgerlijke, nuchtere, liberale Amsterdam omstreeks 1875 en wij weten ons steeds temidden van een familie, die dan nog in groot-Joods verband ingeschakeld blijkt.
Gezien dit alles, treft ons — de „gespletenen” — het evenwicht in zulke Joden, wier leven rustiger voortkabbelde dan het onze en wier nationale existentie, ondanks dit, zo vanzelfsprekend was, dat een principiële en theoretische waardering, die wij van nature al direct geneigd zijn toe te passen, onwerkelijk aandoet! Dit alles was reëel. Wij denken ontwapend aan de anecdote van de negentiende-eeuwse Jood, die horende van Amerika in toom uitbarstte, zeggende: „Amerika besjteit? De oulem habbe besjeit!”*)
IV
Tenslotte: de technische zijde van dit boekje. Deze hoofdstukjes behoren tot het genre der memoires. De eigen levensgeschiedenis treedt terug en wordt slechts de omlijsting van het beleefde of waar-genomene. Wat losse aantekeningen, meer moet ge niet verwachten. Doch evenmin: minder. De Joodse literatuur is betrekkelijk rijk aan zulke memoires. Wij denken aan de grote Glückel von Hameln en aan Pauline Wengeroff. Beiden eveneens vrouwen, doch van meer dan gewone allure. Hun memoires dragen veel verder dan het beperkte milieu, waarin zij ontstonden. En toch — iets is er al weer gemeenschappelijk aan de herinneringen van Rebecca Kisch en die van zovele grote Joodse vrouwen uit een grijs verleden. Vrouwen (ook Glückel) brengen — eerder dan mannen — de moed op in hun persoonlijke herinneringen aandacht te vragen voor de notoire futiliteit, die als een klaproos het korenveld, het taaie verleden behoeden kan voor uiterlijke eentonigheid. Hoevele historische facetten vinden niet hun weerspiegeling in één simpele mededeling, voor de vergetelheid behoed door een vrouwelijk gemoed, van nature vaak geleid door een onbestemde, vage, doch niet minder juiste intuïtie.
7