Zichronot - Herinneringen

gulden ontvangen te hebben van den mede voor mij Notaris verschenen Heer Comelis Theodoor Knottenbelt, hij besluit van den Gemeenteraad van Amsterdam van den vijfden Juli negentien honderd vijf, nummer 661, aangewezen om tijdelijk de betrekking van Gemeente Ontvanger waar te nemen, wonende te Amsterdam voor de ontvangst van deze koopprijs kwijting te geven.

De comparanten ter andere zijde hebben verklaard voor en ten behoeve van de Gemeente Amsterdam, van de comparanten ter eene zijde ontvangen te hebben de eigendomsbewijzen van gemeld onroerend goed.

Ten slotte hebben de comparanten verklaard domicilie te kiezen te Amsterdam, ten Raadhuize aldaar en toe te stemmen in dc overschrijving van een afschrift dezer acte in de daartoe bestemde openbare registers.

De comparanten en de getuigen waren mij Notaris bekend.

Deze acte is verleden te Amsterdam, ten Raadhuize aldaar op den datum in het hoofd dezer acte vermeld, in tegenwoordigheid van de Heeren Theodorus Cornelis Leo Smit, candidaat-notaris, wonende te Kook aan de Zaan en Jan ter Haar, candidaat-notaris, wonende te Watergraafsmeer als getuigen.

De comparanten hebben met de getuigen en mij Notaris deze minuut onmiddellijk na voorlezing onderteekend.

(Geteekend). I. J. Spits - E. J. Spits - J. Spits - S. Spits - van Leeuwen - J. A. Ba'éza - Knottenbelt - Th. C. L. Smit - J. ter Haar - Chs. Miseroy, notaris.

Mag ik nu even de familie van mijn moeder introduceren? Ze was de dochter van de bekende, hooggeachte Rebbe Jesaja Kleere-koper. Rebbe „Sjaje” was naar mijn idee meer braaf dan geleerd. Zijn gastvrijheid kende geen grenzen en als hij iemand moest helpen was geen moeite hem te groot. Voordat hij op het Waterlooplein woonde, woonde hij in de Kerkstraat. Daar woonde ook zijn schoonmoeder, mijn overgrootmoeder. Zij hadden beiden in hun tuin een grote ton, waarvan de helft van het deksel kon openklappen; hij was gevuld met regenwater. Deze ton te vullen was het werk van de „malach brie”; mijn grootvader had een schep met drie oren, om als hij ’s morgens zijn tome handen moest wassen, driemaal een schoon oor te krijgen. Rebbe Jesaja ging gekleed met korte broek, zwarte kousen, lage schoenen met zilveren gespen, lange jas met zwarte of witte doek, rood zijden zakdoek en driekantige steek. Eens moest hij een nieuwe steek hebben; toen hij er een paste zei hij: „die steek lijkt een beetje scheef”, waarop de verkoper: „Na Rebbe, dein kopf is

23