van het lot der arbeiders. Zo voegt zich het beeld van zijn leven in de ietwat vage geschiedenis van de socialistische utopisten, of utopistische socialisten. Dit laatste is eigenlijk maar een spel met woorden, doch een spel, dat niet misstaat in de karakteristiek van deze vaak vage figuren, die de voorgeschiedenis van het socialisme hebben kleur gegeven, ook in deze lage landen, ook in het Delft van gist en spiritus.
In het merkwaardige boek, de Herinneringen uit het leven van J. C. van Marken, verzameld door zijn vrouw, dat ik in een antiquariaat op de kop tikte, bewonderde ik allereerst het markante portret van de fabrikant. Frans Netscher heeft gelijk, als hij in zijn Karakters opmerkt, dat Van Marken eerder de kop heeft van een Frans romancier van gevoelskunst, dan vaneen groot-industrieel of van een sociale propagandist. Maar toch zijn beide laatste woorden geschikt voor een ondertitel van Van Markens toekomstige biografie.
Sociale propagandist, daarvoor schijnt hij, de gevoelige jongeman reeds voorbeschikt. Hij studeert in Delft; is dan bevriend met Thorbecke. De sfeer van het kreupeldicht markeert zijn ernstige levensopvatting. De brieven van de vader, predikant, aan de zoon zijn vervuld van zorg voor de opvoeding van de jongen, die door zijn prettige omgangsvormen een getapt student is geworden.
‘Dierbare jongen,
Het doet ons goed dat ons kind zoo algemeen gezocht is. Gij weet hoe zielsveel wij van u houden en
104