Uit: mijn liev’lingsplek
Ga ’k ook zooveel niet, dan als ’ ben Mijn eigen heer alleen,
Naar opera of naar concert,
Komedie, kroegjool, heen, —
’k Stel dikwijls boven feestgedruisch Het kouten met mijn ouders thuis.
Al is mijn kamer ook wat hol,
Unheimisch, naar en kaal, —
Al zit ik liever op mijn kast,
Zoo prettig, zoo joviaal, —
Zelfs met de nederigste kluis,
Ben ik tevreên in ’t ouderhuis.
Die woning is mijn liev’lingsplek,
Mijn hemel op deez’ aard.
Mij meer dan eenig ander oord,
Mij meer dan schatten waard.
Want kom ik weêr in ’t ouderhuis,
’k Denk steeds: wat is ’t toch prettig thuis!
Van dit zeer slechte ‘gedicht’, dat dateert van 29 december 1864, kunnen wij in elk geval zeggen, dat het goed bedoeld is. Het werd geschreven door de 19-jarige Jacob Cornelis van Marken, wiens naam in de geschiedenis van de 19de eeuw vermaard werd, omdat Van Marken als industrieel een der eersten van zijn k^e is geweest, die heeft gestreefd naar verbetering
103