heeft myn oog te vergeefs gezocht evenzoo eene bonte koe onder de groote roode beesten die ze hier hebben. Maar anders: de belgische en fransche akkers liggen als een min, zoo net en kleurig. Geen voet gronds onbebouwd. Hoe verder van Holland hoe minder lan-deryen den winterslaap rusten, na Parys vond ik den veldarbeid in vollen gang. Het winter koorn dekte met zyn groen kleed uitgestrekte velden, vooral in eene uitgestrekte eentoonige vlakte aan deze zyde van Orleans was dit het geval. Al het overige was byzon-der net omgeploegd en óf vlak als een tafel, of in smalle akkertjes afgedeeld. Weiland vindt men er byna niet.
In de omstreken van Orleans zag ik voor H eerst den wynstok; gy begrypt hoe digter by Bordeaux hoe minder velden die niet deze kostelyke vrucht dragen. De boomen staan te veld even als by ons de bessen-b o omen; men schynt alle jaren of om de twee jaar den ouden tronk ter hoogte van een voet boven den grond > af te snoeyen en de loten die daar uit spruiten vry langs den grond te laten kruipen; er waren echter ook streken waar men ze aan stokken gebonden had. Hier en daar had men de gewoonte om een wynveld in smalle akkertjes te deelen en deze om den andere met koorn en wynstokken te bebouwen. Overal zag ik de boeren bezig met het aanaarden van den boom; of ze ook mesten heb ik niet kunnen ontdekken. Het jaar 64 was voor de boeren uitstekend geweest, veel wyn en hooge pryzen; van het eerste zag ik dan ook by eene wandeling langs de prachtige kaden van de
90