de middeleeuwen nog steiler wordt gemaakt. Een ver-rukkelyk gezigt geniet men daar. Aan uw voet de huizen van de benedenstad waarop gy neerziet, aan de overzyde een even hooge ry van rotsen tusschen welke de met platanen bezette straatwegen in vele rig-tingen voortgolven, in het verre verschiet tal van groene heuvelen met witte dorpjes gekroond. Dat is geheel anders dan by ons. Naauwelyks heeft men Nederland verlaten of de roode huizen met roode pannen en spitse daken verdwynen meer en meer om plaats te maken voor witgepleisterde gebouwen, met lei of roodachtige tegeltjes gedekt voor huizen van zandsteen of bazalt, die platter daken hebben dan de onze. Een eigenaardig waas van vriendelykheid ligt er zeker over, wanneer men zoo?n dorpje van gryze en witte huizen ziet half verscholen onder het groen of vertrouwelijk aan den helling van een heuvel gelegerd rondom een oudvader van een kasteel dat de kruin bezet.
Wat my byzonder heeft getroffen, is de welvaart die my op mijn togt uit iedere stad niet alleen, maar niet het minst uit ieder dorp tegen blonk. Hamer en truffel zijn daar rusteloos bezig, dat ziet men aan alles en nergens stuit het oog op verval, byna overal op vernieuwing. Laat ik vooropstellen, dat ik nergens een Groninger boerenplaats heb gezien of iets, dat daarop geleek; ook na Noord Braband heb ik geen kleistreken meer kunnen ontdekken. De bodem is óf zandig of roodachtig afkomstig naar H my voorkomt van verweerde rots. Een friesche of noordhollandsche weide
89