Een kort doch hevig leven weerspiegelt zich in deze correspondentie. De zoon van de Friese dominee zou ook dominee worden, waarmee de typische traditionele sfeer in het doopsgezind milieu van de Gorters is getekend. Inderdaad studeerde Simon theologie en werd ook hij predikant. In het verloop der brieven zal duidelijk worden hoe de zwakke jongeman ten slotte de kansel zal verwisselen voor de redactionele bureaustoel van Het Nieuws van den Dag. Het waren zijn journalistieke bijdragen, die later ook gebundeld werden, én enkele voortreffelijke letterkundige essays in De Gids, die hem in zijn generatie op de voorgrond plaatsten.
Zijn vroege dood, door de afschuwelijke tering (waartegen in die jaren der negentiende eeuw geen kruid gewassen was) maakt het voor latere generaties tot een discutabele kwestie, of uit Simon Gorter misschien iets groots had gegroeid, ofwel dat moet worden gesteld, dat hij — naar oude mystiek — in zijn leven dat heeft gegeven, wat hij te geven had.
Maar hoe dit ook zij, in de sfeer van zijn brieven dringt zijn stem nog helder door tot ons hart en ons gemoed. Want hij was een goede zoon van (zo dringt onweerstaanbaar tot ons door) goede ouders. En wij leven met hen mee in de pastorie, waarvan de ramen uitzien over het vlakke, Friese land, Warns, Balk, Sloten, Sneek...
‘In een oud stadje, langs de watergracht —
In huis was ’t donker, maar de stille straat
81