tie. Het cultuurleven van het Europa aan het eind der 18de eeuw vindt een afspiegeling in de brieven van de jonge Van Hogendorp, die in de brieven aan zijn moeder toch zijn persoonlijkheid bewaart in zijn relatie tot al zijn ervaringen en ontroeringen.
De universiteit te Leipzig, die hij op een van zijn reizen bezoekt, kan hem niet imponeren.
De professoren zijn grote kletskousen, ze zijn aller-verwardst in al wat ze zeggen. Xe zeggen zulke onzinnige dingen als ze een beetje buiten hun eigen terrein gaan en hechten toch zo veel waarde aan wat ze zeggen, dat ik spoedig genoeg van ze had...
Daartegenover zijn van bezinning getuigende opmerkingen over het Kunstkabinet van deze zelfde stad Leipzig, waar hij voor het eerst een schilderij van Rembrandt zag, en wel de opwekking van Lazarus. Het trof hem, dat de Nederlandse meester een strengere Christus had uitgebeeld, dan de Italianen dit in de regel plachten te doen. Zoals hij zijn moeder schrijft:
De Christus van Rembrandt is in ellende geboren...
Ons frappeert ook de uitvoerige beschrijving van alle schilderstukken die hij mocht bewonderen. Onze kinderen stellen zich tevreden met een ansichtkaart en wat onleesbare krabbels. Er is veel veranderd! Gijs-bert Karei is in zijn toelichtingen uitvoeriger dan de catalogi van Van Schendel en Sandberg samen. Hier
5i