lijn en hij hoort het geluid van tromgeroffel, dan wordt de opgeleide kadet in hem niet wakker. Maar als hij een rivier ziet, met schepen en zeilen, dan bevangt hem een verlangen naar het vaderland, dat hij niet kan vergeten:
Ik geniet tegenwoordig iedere morgen van de zon, ikzelf, mijn boom en mijn bloemen. Die voortekenen van de zomer hebben een heel bijzondere invloed op mij. Vanmorgen voelde ik me zo onrustig, zo verlangend ergens heen te gaan — waarheen? Dat wist ik niet. Ik had uit moeten gaan, moeten rennen, de natuur zien, een stuk land doorkruisen, onder een boom uitrusten, in de zon liggen, mensen zien die, terwijl ze werkten in het zweet hun aanschijnsy zongen van vreugde. Ik deed dat alles eergisteren en ik bevond er me opperbest bij; ik weet niet welke demon me er vandaag van af hield. Het water doet me altijd aan Holland denken. Als ik maar een bootje zie, zoals eergisteren, springt mijn hart op van vreugde, ik kan niet meer ademhalen in mijn kleren, ik maak mijn buis los en ik huil bijna als ik terugkeer uit mijn vaderland zoals ik er heen ging: op de vleugelen der verbeelding.
Maar het verblijf in het buitenland droeg nochtans bij tot de vorming van deze jongeman. Het verbreedde zijn horizon. Contact met belangrijke vrienden, kennismaking met het universitaire leven in Duitsland, reizen en trekken door centra van cultuur, dit alles prikkelde tot het verdiepen van Gijsbert Kareis erudi
50