makkertjes in den aanstaanden winter zullen leeren dansen, en gaarn hadden, dat zij meede leerde.
Mijn man: Wat hebt gij daar op gezegd?
Ik: Dat ik hier toe geneegen ben, om dat het danssen voor kinderen, die veel zitten, goed is, en eene goede houding geeft; dat verstandige menschen iets fraais in de danskunst vinden: ‘maar dat het danssen slegts een bijvoegzel der beschaafde opvoeding is.’ Gij begrijpt wél, dat ik aan een kind niets moest zeggen over het schuldig misbruik? zij zoude mij ook niet verstaan hebben.
Mijn man: Ik zie zelf ook wel, dat Mietje kan leeren danssen, zonder dat haar hart of gezondheid daar bij lijden.
Aan het slot van dit twee-gesprek voegt Bet je toe:
Nauwelijks begon de winter, of wij leerden danssen. Ik weet niet, of alle kinderen dit met even groot vermaak leeren, maar ik herinner mij nog duidelijk, dat wij daar een groot vermaak in vonden. Onze kragten ontwikkelden zig, onze gezondheid was bestendig, onze vlugheid vermeerderde: wij zagen ’er veel fris-scher en bloozender uit; en leden geen nadeel van ons veelal zittend leeven.
In het Geschrift eener bejaarde vrouw bevindt zich ook de beroemde brief van Bet je Wolff aan haar vader, die wij hier in zijn geheel laten volgen, mét de couleur locale, die het schrijven begeleidt die ons
3i