Want weet: de volheid waarnaar ik dorstte bolde mijn macht. Ik lig te grijp:
Een gegrepene, voor wie het korte brandende hem verterende dichterschap in allereerste én allerlaatste instantie symbolische, mythische kracht betekende, die zich - wel dóór hem - doch dan volstrekt onbewust, maar zeker buiten hem om manifesteerde. Daarom ook kon hij er later niets zinnigs over vertellen. Herman van den Berghs betrekkingen tot begaafde tijdgenoten blijven terecht schimmig. ‘Tijdgenoot zonder tijdgenoten’ noemde hij een autobiografische causerie, door hem maart 1958 uitgesproken in de winkel van Voorhoeve en Dietrich te Rotterdam. Hij leefde eigenlijk niet onder hen, hij behoefde, wilde de contacten niet. Omdat ze zijn dichterschap dat reële aspect zouden verlenen, dat hij niet eens altijd begreep.
Herman van den Berghs fenomeen voltrok zich zonder lijfelijke identiteit. De god der joden had hem uitverkoren; uit zijn abjecte zelfhaat liefde purend voor onbewuste joodse substantie. Lotsbestemming zo te moeten dichten. Mét de schepper de schepping opnieuw over doen.
Herman van den Bergh en -
En god.
SABBATH
Dien dag heerschte licht op de bergen; daaronder sprongen de waters als dartel metaal, terwijl hoog in vuurhemels vlammenzaal alle teekens zich schaarden tot een wonder.
Zesmalen had hij de hand gewend, zesmaal baarde de vruchtbare ruimte; de donder der schepping rolde zesmalen, zonder, dat ’t tot een rust kwam in zijner palme’ ovaal.
80