Waar wij ballingen zijn

Titel
Waar wij ballingen zijn

Jaar
1968

Pagina's
192



Het Getij cynisch reageren, zonder overigens de naam Van Vriesland te noemen.

‘De cultureele noodtoestand is goed-joodsch propaganda-middel, gelijk een uit eigen hoofdkwartier gemelde kleine nederlaag of het offeren van één fort - het schudt wakker, het electriseert. Tot in Zionistische Studentenkringen worden deze legerberichten uitgedacht.’

Herman van den Bergh wilde niet behoren tot die zionistische studenten. De burgerjongen uit dat bloedeloze klimaat die uit bijkans lichamelijke walging voor joodse rooien over Van Collems revolutionaire poëzie neerschreef:

‘Er kwalmt een wanverhouding uit dit dichten, die een teistering moet zijn in der góden gezicht.’

Zionistisch messianisme, communistische eschatologie en apoca-lypse waren hem aardse, joodse uitwassen, die hij — de dichter uit de hemel - haatte. Voor de demonische waarschuwing uit de verte (‘want ge haat dan alleen u-zelf’) bleven eigen gevoelige oren doof.

Het zou niet lang meer duren of hij kreeg ‘verstandhouding met de vijand’ - de vijand van het volk, waarvan de zonen en doch-teren overal in de wereld rondzwierven. Tot in de Spinozastraat te Amsterdam.

V

Zijn joodse zelfhaat! Mijn gegevens op dit punt zijn gebaseerd op talloze gesprekken met zijn overleden intimus Dr. Martin J. Prem-sela (de dichter Martin Permys), in 1941 en 1942 mijn collega aan het joods lyceum te Amsterdam. Onze klassen bevonden zich naast elkander; wij ontmoetten elkaar dagelijks. Mijn speurzin naar het

7°

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.