schreef: ‘Haat niet; want ge haat dan alleen u-zelf.’
Kende Van den Bergh de levensgang van die eerste voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond, die al spoedig het zionisme had verlaten? Die in De Nieuwe Tijd van 1903 een beschouwing over zionisme en socialisme had gepubliceerd, waarin de formulering opvalt: ‘Het Zionisme is de verkeerd gekozen naam voor een te laat gekomen beweging. Het Socialisme is de bewust gekozen naam dezer beweging, die naar de toekomst gaat.’ Van Collem zou de wereld juist beminnen in het communisme, dat hij pantheïstisch, spinozistisch zou belijden. Kon aldus - dialectisch - de op normen gefundeerde weerstand der klassenstrijd niet tot nieuwe liefde leiden?
Zoo zal het worden, wanneer gij Poeeten, die de schoonheid zoekt,
Haar dienen wilt, wijl uwe hand boetseert
D’onzichtbare, die in uw hart ronddwaalt, -
Haar zien zult in haar allerhoogste klaarheid, Kameraadschap.
A. v. Collem, God
En het joods nationalisme? Wat wist hij daarvan - wat was er tegen in te brengen? Uit joodse haat tegen de jodenhaat was het zionisme gegroeid. Naar een woord van Theodor Herzl: ‘Der Feind macht uns zum Volk.’ Want als de anderen ons toch niet wilden, moest haat redelijk en zedelijk kunnen worden omgezet in positieve potenties, die konden voeren tot vormen van modern messianisme.
De Kunstwart-debatten van 1912, die Victor van Vriesland inspireerden tot zijn brochure over De Cultureele nood-toestand van het Joodsche volk (’s-Gravenhage 1915) gingen hem niet voorbij. En zeker niet de brochure zelf met als rechtlijnige eindconclusie: het grote einddoel, Palestina voor de joden.
Hij wilde niet. Zijn haat bleef loze dialectiek, zonder visie op de wereld, op het jodendom, op zichzelf. Nog in 1918 zal hij in
69