Waar wij ballingen zijn

Titel
Waar wij ballingen zijn

Jaar
1968

Pagina's
192



basterd jiddisj neergeschreven. Herinnering aan het jargon van zijn jeugd, dat met het oorspronkelijke jiddisj niet veel meer te maken had. Maar dat tegenover de levende cultuur der Oost-joden Van Collem het gevoel kan hebben gegeven, dat ook de Amsterdamse Jodenhoek misschien nog mee kon doen in het al-joodse ritme der verstrooiing.

Aanmool, zweimool too d’erbei Heunte, morgen, brei bleibt brei...

Aldus de aanhef van Saartje (De Jonge Gids, IV, 1900, pag. 50).

In die jaren wordt hij zelfs geïnspireerd tot een gettopsalm, onderdeel van het grote poëem Jodenbuurt, waaruit (met varianten) in een later stadium kortere gedichten zijn samengesteld, die in Van Stad en Land werden gebundeld.

De bestudering van Van Collems poëzie staat nog aan het begin. Wie ooit een volledige editie daarvan zal verzorgen, moge aandacht schenken aan dit unieke dichtwerk, dat in alle stunteligheid vaak grote poëtische kracht verbergt.

Een Nieuwe Psalm

Te zingen met de Rinkelbom aan de kar

Zing de kastanje van Napels mijn ziel, Haarlemmer-scharren, klit-sprotten uit Kiel,

Ronde zij-hempjes gebloosd bij Bordeaux,

Indische notenvrucht, Kokelico,

Rimpel-citroentjes van Spanjes Oostkust,

Hoor mijn aubade gekist en gefust,

Vijgen bereeg ik tot stekjes, een prik,

Hief de meloen uit het Westersche slik,

Gouden konkommer der Oostersche wei,

Sneed ik tot reepen, een nieuwe schalmei,

5°

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.