Wat moest hij daarmee voorlopig aan vangen in een wereld, die voor hem tussen antisemitisme en socialisme blijkbaar twee mogelijkheden in zich borg? Twee messiaanse horizonten - die van Mozes en die van diens na-neef Marx.
Een nog nimmer gepubliceerd vroeg gedicht, waarvan het manuscript zich eveneens in de Haagse verzameling bevindt, geeft het voorlopige antwoord:
Hij steeg de bergkruin af, als eeuwig offerande van ’s menschen schuldbesef, de tafels in zijn handen.
Een drager van het woord, dat grenzen kent noch stranden.
Dat was dus de wetgever Mozes, die hij altijd is blijven bewonderen en in wiens opdracht hij omstreeks 1899 heel even het grote ideaal van zijn leven zag. Het ook praktisch in en door zijn leven te verwezenlijken ideaal. Want de dichter Abraham van Collem zou het voorbehouden blijven de geschiedenis in te gaan als de eerste voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond.
VI
Dat dit presidium binnen een jaar tot een catastrofe leidde, mag ons niet verleiden tot het onderschatten van een historische daad. Zij wordt in Van Collems biografie er te interessanter om. Want wij kunnen niet anders dan bewondering opbrengen voor deze keuze, die in zijn dagen als even revolutionair kan worden beschouwd als het afwijzen van het zionisme nu.
In het amorfe Nederlandse jodendom, dat in 1898 de kroningsfeesten met overtuiging vierde, gold een nationaal-joods streven als misdadig en dwaas. Met name de ‘fijne’ orthodoxie (een enkele leidende figuur uitgezonderd) kwam in het geweer, geruggesteund door een reactionaire modder-pers, tot 1940 beheerst door het Nieuw Israëlietisch Weekblad onder leiding van figuren als Philip
43