calvinistische historiografie zal moeten inzien, dat er één Da Costa existeert, ongrijpbaar voor haar christelijke maatstaven. Die immers geen tipje hebben kunnen oplichten van die mysterieuze mantel, waarin een joods profeet gewikkeld was, die naar een geheel andere toekomst schouwde dan de latere Anti-Revolutionaire Partij van Groen, Kuyper, Colijn en Schouten en zelfs van de Christen-Radicalen. Het calvinistische Da Costa-beeld blijft karikatuur. Men volge des dichters advies en blijve hem zoeken in zijn eigen land.
V
Maar voorlopig zijn wij nog met de dichter ‘in de wolken’. Wij willen meer zicht. Wat beoogt Da Costa? ‘Een chaos! oud en nieuw in gisting met elkander!’ ‘Verandering, wat ook vall’! behoud, wat ook verander!’ ‘O Wachter! welk een dag wordt aan de kim verwacht?’ Vraagtekens, doch nog meer zijn talloze uitroeptekens bewijzen zijn hooggestemde onrust. Een toekomstverwachting kan niet zo maar uitgeschreven worden in adequate termen. Romeinen VIII bezielt deze letterlijke Paulus, die trouwens altijd Saulus wilde blijven. ‘Want ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegen-woordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons geopenbaard zal worden.’ Barensweeën van de Messias: chewle masjieach.
Alle elementen van het joodse messianisme komen onbewust in deze begnadigde ‘am-haarets’ (onwetende) te voorschijn. Waar had hij dat geleerd? Niet in de cerebrale snoge, niet in het vormelijke ouderlijk huis. Een jodendomsgenie, een van die eigenaardige verschijningen, die in de chassidische verhalen zo dikwijls voorkomen. Een dichterlijk verschijnsel, met de Ahnung van het messiaanse einde der dagen in zijn bloed.
Da Costa wil dit einde zelfs berekenen. In zijn nalatenschap werd een 18e eeuws manuscriptje gevonden De Groote Goddelijke Verborgenthijt. Het zijn berekeningen, die allemaal uitkomen op
21