Terzake van Van den Berghs onderscheiding door het fascistische Italië, deelt de Nederlandse Ambassade te Rome mij (d.d. 15~3-’68) mede:
‘In aansluiting op mijn brief d.d. 12 februari j.1., No. 1829, heb ik de eer U nader in te lichten, dat de kanselarij der Orde ‘Al merito della Repubblica Italiana’, heeft meegedeeld, dat Dr. Herman van den Bergh, bij Koninklijk Besluit van 7 april 1938, op voordracht van het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, benoemd is tot Ridder in de Orde van de Italiaanse Kroon (Ca-valiere dell’Ordine della Corona d’Italia).
Genoemde Kanselarij heeft bevestigd, dat generlei correspondentie of aantekening betreffende deze decoratie meer bestaat. W.g. voor de Ambassadeur: C. J. Wackwitz, Eerste Secretaris.’
4. Joden zijn ook mensen
Voor de jeugd van Carry van Bruggen, J. Meijer, De zoon van een gazzen; Het leven van Jacob Israël de Haan, Amsterdam 1967, vooral hoofdstuk I.
Het ligt in onze bedoeling de in de tekst genoemde Rondvraag van de Joodsche Wachter (Bijblad van 22 december 1916) t.z.t. in zijn geheel uit te geven, met inleiding en commentaar. Hier valt nog op te merken, dat van de 52 gevraagden, 8 niet hebben gereageerd. T.w. P. C. Boutens, Louis Couperus, Jacobus van Looy, Henriëtte Roland Holst, Mevrouw J. A. Simons-Mees, Nico van Suchtelen en Augusta de Wit. Henri Borel onthield zich van antwoord, ‘doch motiveerde dit tegenover onze Redactie’. De antwoorden van J. N. van Hall, J. H. Leopold, Heijermans, Herman Robbers, Cyriel Buysse, Top Naeff, Querido, Frans Coenen, Goudsmit, Gorter en Van Deyssel zijn eveneens als afwijzend te beschouwen. Het aantal negatieve reacties bedraagt derhalve 20, ofwel bijna 40% van het totaal. Van de joden verwijst J. I. de Haan naar Van Vriesland en licht Van Collem zijn - ons bekende - standpunt uitvoerig toe. Uitgaande van het bijbelse verbod ‘Gij zult Mij geen beelden maken van voor Mijn aangezicht’ - en van de door de middeleeuwen ver-